Publication

Slachtoffer van sportagressie: gevaar niet enkel op het veld maar ook op de rechtbank?

Kapitein van de Rode Duivels Thomas Vermaelen beleeft een bewogen jaar: een toptransfer van Ajax naar Arsenal (prijskaartje 12.000.000 €), vervolgens basisspeler in de verdediging bij de Gunners en vanuit die positie al goed voor zeven doelpunten, de kwartfinale in de Champions League en ten slotte de aanvoerdersband bij de nationale voetbalploeg. Maar misschien is de 66e minuut van de wedstrijd tussen Stoke City en Arsenal (27 februari 2010) wel het moment dat hem het langst zal bijblijven.

Opkomend Arsenaltalent Aaron Ramsey, Welshman en pas negentien, werd met een verschrikkelijke tackle van Stoke-speler Ryan Shawcross onderuitgehaald. Thomas Vermaelen stond er met ploegmaat Sol Campbell amper een paar meter vanaf. Beiden, handen in het haar, droefheid in de ogen, hoorden en zagen het been van Ramsey breken. Ook de tv-kijker zag het live gebeuren. De regisseur van Sky Channel weigerde een replay uit te zenden. Zelfs in horror zijn er extremen. Ryan Shawcross met een rode kaart en veel tranen van het veld. Arsène Wenger, trainer van Arsenal, sprak schande en eiste gerechtelijke vervolging tegen de Stoke-speler.

Eén week later stond de 20-jarige Marc Chapman in Warwick Crown Court, de correctionele rechtbank van het arrondissement Coventry, terecht voor het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen aan Terry Johnson, speler van de Wheeltappers, een voetbalploegje uit de lagere regionale reeksen. Terry Johnson was een 26-jarige linksachter die bij een 3-1 voorsprong van zijn ploeg, de bal afschermde toen deze het veld uit rolde.

Chapman gleed op de speler af en raakte de verdediger met beide voeten vooruit. Het rechterbeen van Johnson brak op meerdere plaatsen. Trieste balans: blijvend letsel, anderhalf jaar revalidatie en de onmogelijkheid om ooit nog te voetballen.

Openbare aanklager Ian Willis eiste een strenge straf, baseerde de schuld op het verslag van de scheidsrechter en vroeg bij de strafmaat rekening te houden met de onherstelbare gevolgen van de nefaste tackle. Ofschoon Chapman geen gerechtelijke antecedenten had – wel een weinig fraai palmares van gele en rode kaarten – tilde rechter Robert Orne erg zwaar aan de feiten; hij sprak een gevangenisstraf van zes maanden uit. Onder het oog van zijn moeder werd de 20-jarige Chapman in de boeien geklonken; hem wacht de effectieve tenuitvoerlegging van de celstraf.

Is agressie op het sportveld ook bij ons een reden voor strafrechtelijke vervolging en veroordeling? Een analyse.

Iedereen is het er over eens dat een (professionele) sporter die het slachtoffer wordt van opzettelijke slagen of verwondingen zich tot de rechtbank moet kunnen wenden. Deelnemen aan een sportwedstrijd verleent immers geen strafrechtelijke immuniteit. De cassatierechtspraak is op dit punt zeer duidelijk:

“De spelers dragen wel de risico’s van het voetbalspel, maar aanvaarden deze slechts binnen de perken van de regels van die sport, waarbij elke opzettelijke aanranding van de fysieke integriteit van de medespelers buiten de normale spelregels valt, ongeacht of die feiten niettemin onderworpen worden aan de inwendige tucht van de voetbalbond.”

Ook aan een sportbeoefenaar al dan niet professioneel, die het slachtoffer wordt van een (on)opzettelijke fout van een deelnemer, kan men niet het recht ontzeggen om zijn aanspraken op schadevergoeding, voor de rechtbanken en hoven van de rechtelijke orde te brengen. Dit recht wordt grondwettelijk gewaarborgd en ligt verankerd in menig internationaal verdrag (bv. art. 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten en Vrijheden van de Mens).

Het Belgische Strafwetboek bevat twee bepalingen die de wettelijke basis kunnen vormen voor het strafrechtelijk beteugelen van daden van geweld of agressie op een sportterrein. Artikel 398 van het Strafwetboek stelt: “Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en met een geldboete van 26 Bef tot 100 Bef of met één van die straffen alleen”.

Dit artikel viseert dat de dader opzettelijk – dit is willens en wetens – de ander gekwetst heeft, zonder dat vereist is dat de dader de gevolgen van de opzettelijke gewelddaad heeft gewild of gewenst. De aard van de kwetsuren kan wel relevant zijn bij het beoordelen van het moreel bestanddeel van het misdrijf.

Niettegenstaande het ruim 15 jaar geleden gebeurde, staat de kungfu-kick van Eric Cantona nog op ons netvlies gebrand. Cantona kreeg op 25 januari 1995 de rode kaart en werd bij het wegstappen van het veld gejend door Matthew Simmons, een supporter van Crystal Palace. Cantona trapte vanaf de zijlijn naar de supporter en gaf hem nadien nog wat rake klappen. Cantona werd in hoger beroep verplicht tot 120 uren werkstraf na in eerste aanleg tot 2 weken gevangenisstraf te zijn veroordeeld. De betichting luidde toen naar Brits recht: het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen.

Artikel 398 over het opzettelijk toebrengen van slagen zal doorgaans geen soelaas brengen als het gaat om sportieve gebeurtenissen want in tegenstelling tot de trap van Cantona, gaat het geweld vrijwel steeds gepaard met een betwiste spelfase. De inmiddels klassiek geworden elleboogstoot verhardt hoe langer hoe meer het kopduel, de voet vooruit is altijd ook gericht op de bal, de breeduit spurtende wielrenner doet dat nu eenmaal met de ellebogen naar buiten, de bodycheck van de ijshockeyspeler maakt deel uit van het duel om de stick enzovoort. Behoudens in extreme gevallen waarbij de slag of de geweldpleging ruimtelijk of in de tijd los van de spelfase gebeurt, zal de bewijslast van dit opzettelijke misdrijf zwaar wegen en vaak tot vrijspraken leiden.

Ter illustratie halen we de twee meest geruchtmakende zaken uit de Belgische sportrechtspraak aan nl. de zaak Lozano versus Desloover en Criquielion versus Bauer. In beide zaken stelden Juan Lozano en Claude Criquielion, als burgerlijke partijen, hoofdordelijk dat respectievelijk Ivan Desloover en Steve Bauer zich schuldig hadden gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen. Noch het hof van Beroep te Antwerpen (in de zaak Lozano) bij arrest van 25.06.1993, noch het hof van Beroep te Gent (in de zaak Criquielion) bij arrest van 29.01.1993, achtte het misdrijf van het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen bewezen.

Zo overwoog het Hof te Gent het volgende:

“Het opzet vereist bij art. 398 Strafwetboek is niet de bepaalde wil het uit de slagen en verwondingen voortgevloeide nadeel te berokkenen, het is de wil andermans persoon aan te randen, diens fysieke integriteit te schenden.

De burgerlijke partij (bedoeld werd: Claude Criquielion) ziet als opzettelüke slagen het feit dat de beklaagde (bedoeld werd: Steve Baue1) opzettelük een elleboogstoot heeft gegeven om te verhinderen dat hij verder zou geremonteerd worden.

Welnu, nog aangenomen dat bewezen zou zijn dat de beklaagde een elleboogstoot zou hebben gegeven, foutief van zijn lijn zou zijn afgeweken, of enige andere inbreuk zou hebben gepleegd waardoor letsels aan Criquielion werden toegebracht, dan laten deze gedragingen op zichzelf of samengenomen niet toe te besluiten dat de beklaagde met opzet handelde.”

De rechtbanken eisten m.a.w. dat ondubbelzinnig en zonder enige twijfel kan worden aangetoond dat de ene sporter de andere opzettelijk wou slaan of verwonden.

Ook in de zaak van de voetballers Lozano en Desloover werd het betwisten van de bal in een spelfase als een essentieel beletsel beschouwd om tot opzettelijke schuld te besluiten. Vandaar dat de meeste slachtoffers in het sportrecht hun heil zoeken in art. 418 Strafwetboek, dat als volgt luidt: “Schuldig aan onopzettelijk toebrengen van letsel is hij die het kwaad veroorzaakt door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen.”

De drempel om tot schuld te komen in hoofde van de agressor is hier merkelijk lager; het bewijzen van een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg is voldoende. Ze omvat elke vorm van fout, hoe licht ook, maar er moet wel een oorzakelijk verband bestaan tussen de slagen of verwondingen enerzijds en het als fout ingeroepen gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg anderzijds.

Het Hof van Cassatie interpreteert deze regel als volgt:

“Om te bepalen of een speler aansprakelijk is voor de tijdens een sportwedstrijd aan een ander veroorzaakte verwondingen, moeten de daden van die speler beoordeeld worden in verhouding tot de beoefende sport en rekening houdend met de normale aan die sportbeoefening verbonden risico’s, ook al is het zo dat elke deelnemer aan een dergelijke wedstrijd verplicht is zowel de algemene regels van voorzichtigheid als die van de door hem beoefende sport in acht te nemen.”

De rechter moet bijgevolg steeds onderzoeken of er in hoofde van de beklaagde sporter een fout is bewezen die een normaal zorgvuldige sportbeoefenaar, geplaatst in dezelfde omstandigheden, niet zou hebben begaan.

Vaak schuilt het venijn in deze laatste zinsnede “geplaatst in dezelfde omstandigheden“. Hiervoor grijpen rechters veelal – en terecht – naar bewijselementen zoals het wedstrijdverslag, getuigen op en naast het veld, experten en videobeelden met de bedoeling het vuur van de strijd te herbeleven en zich ten volle in te leven in de dynamiek van de sportwedstrijd, nu de beoordeling van het gedrag van de sportbeoefenaar in concreto moet worden bekeken. De ernst van het gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg is immers een feitenkwestie die aan het soeverein oordeel van de rechter wordt overgelaten.

Strafrecht vereist, par excellence, een individuele beoordeling. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met de leeftijd, het karakter en de psychologische mogelijkheden van de dader. Dat voelden ook de magistraten van het hof van Beroep te Gent aan toen zij een aantal collega-wielrenners van Steve Bauer aan het woord lieten (o.a. Robert Millar, Henny Kuiper en Greg Lemond) om vervolgens te stellen dat Steve Bauer een voorbeeldig renner was die het gewend was in de sprint met de ellebogen naar buiten te spurten.

Een aantal rechters hanteren daarentegen, mijns inziens ten onrechte, een meer abstracte waardemeter bij de beoordeling van het gedrag van de agressor en stellen dat de sportbeoefenaar behoorde te weten “dat zijn gedrag onzorgvuldig was en tot ernstige gevolgen aanleiding kon geven“. Meteen rijst de vraag of dit criterium niet indruist tegen het strikt individuele karakter dat het strafrecht kenmerkt.

In de zaak Lozano weerhield het Hof van Beroep te Antwerpen daarom geen onopzettelijke fout. Het Hof stelde:

“Overwegende dat het scheidsrechterverslag terzake vermeldt.- “Het was voor mij duidelijk dat speler Y Desloover niet de bal speelde doch duidelijk de tegenspeler wou beletten de bal te spelen;

Dat deze handeling op zich niet aldus als fout of ongepastheid in het reglement is opgenomen;

Dat tijdens de procedure voor het Sportcomité de scheidsrechter bovendien op de vraag of de bewuste fout door Desloover moedwillig en opzettelijk is gebeurd met het inzicht het been van Lozano te trappen met de breuk als gevolg, ontkennend heeft geantwoord;

Dat uit het verloop van de spelfase zoals hij weergegeven werd op de videoband, evenmin kan afgeleid worden dat Desloover zijn tegenstrever aanviel;

Overwegende dat de beslissing van de scheidsrechter om beklaagde onmiddellijk uit te sluiten terzake eveneens geen uitsluitsel verstrekt vermits deze beslissing, om begrijpelijke en verantwoorde redenen, kaderde in het beleid van de scheidsrechter om het verder ordelijk verloop van de voetbalwedstrijd te verzekeren;

Dat de beslissing van het Sportcomité gesteund is op de beslissing van de scheidsrechter genomen op de dag van de feiten;

Overwegende dat het hof na grondig onderzoek van de voorliggende stukken van het dossier van oordeel is dat beklaagde de hoger beschreven zorgvuldigheidsnorm, gelet op de concrete omstandigheden waarin de betrokken spelfase zich voordeed, niet heeft overtreden en dat het neerkomen van het linkerbeen van beklaagde op het steunbeen van de burgerlijke partij waardoor deze ernstig werd gewond te wijten is aan een ongelukkige en onvoorzienbare samenloop van omstandigheden die deel uitmaken van normale risico’s die inherent zijn aan de beoefening van de beoefende sporttak.”

In de zaak Criquielion deed het Hof te Gent de spurt op het WK 1988 te Ronse over en besloot het Hof eveneens “dat er geen gedraging van Steve Bauer kon daargesteld worden die schadelijke gevolgen heeft veroorzaakt die de beklaagde kon of moest voorzien en vermijden en die aldus een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid zou uitmaken“.

Volgende motieven werden weerhouden:

“Het blijkt niet dat de beklaagde meer heeft gedaan dan op een ogenblik dat hij daarmee niemand in gevaar bracht en zoals blijkens de gegevens van het dossier gebruikelijk voor een renner die aan de kop sprint, zo’n rijrichting te volgen dat hij vermeed dat de renners die hem volgden en wilden voorbijrijden van zijn aanwezigheid konden profiteren om “uit de wind te zitten” en hen aanzette hem tegen de wind in, in casu langs links, in te halen. De getuigen die verklaarden dat de beklaagde foutief de doorgang voor de burgerlijke partij afsloot door naar rechts te blijven uitwijken, hebben, zo zij ook al niet ten onrechte dachten dat de beklaagde een lijn evenwijdig met de as van de rijbaan diende te volgen, zich laten misleiden door de foutieve veronderstelling dat de nadarafsluiting evenwijdig met de as van de rijbaan stond opgesteld, terwijl dit zoals blijkt uit de op zichzelf niet betwiste vaststellingen van de deskundigen niet het geval was.

Evenmin is enige andere gedraging van de beklaagde bewezen die schadelijke gevolgen heeft veroorzaakt die de beklaagde kon of moest voorzien en vermijden en die aldus een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid zou uitmaken.

Precies omdat het gedrag van de beklaagde dient te worden beoordeeld in verhouding tot de beoefende sport is het oordeel van een wedstrijdjury van belang; bindend voor de rechter is het niet gelet op het recht van de beklaagde te worden beoordeeld door een onpartijdige en onafhankelijke rechter.

Het hof volgt de zienswijze van het college van koerscommissarissen niet.”

Hierbij dient opgemerkt dat het strafrecht wil dat twijfel bij de feitelijke appreciatie van het schadeverwekkend gebeuren steeds in het voordeel dient te spelen van de beklaagde en tot een vrijspraak moet leiden.

De vraag mag gesteld of de rechtspraak van de hoven van Beroep van Gent en Antwerpen vandaag in gelijkaardige zaken nog gehandhaafd kan worden. Vooreerst heerst een algemeen gevoel dat waar agressie buiten het sportveld dan mag afgenomen zijn, het gedrag “on the pitch” wel degelijk verruwd is. Het beeldmateriaal op Youtube (crazy breaking legg at football match) geeft al enige huiveringwekkende indicatie. De druk op menige sporter is bovendien fel toegenomen nu de commercialisering, mediatisering en mondialisering de sporters als gladiatoren in de arena plaatsen, liefst in het volle licht van de schijnwerpers.

Komt nog bij dat de rechtspraak, zeker in België, meer dan vroeger aandacht schenkt aan het slachtofferaspect van een zaak. Een tuchtrechtelijke schorsing van de agressor voor een disciplinair orgaan van een sportbond, levert geen enkele vorm van schadeherstel op voor de getroffen sporter, terwijl een strafrechtelijk college na een schuldigverklaring – ook voor onopzettelijke slagen – wel een schadevergoeding kan toekennen aan de gekwetste sportbeoefenaar. Alle ogen dan maar gericht op het voorval van 30 augustus 2009 toen de wedstrijd tussen Anderlecht en Standard ontsierd werd door een vliegende tackle van Gouden Schoen Axel Witsel op de Pool Marcin Wasilewski, ware het niet dat de redactie vernam dat hier nog geen enkel strafrechtelijk initiatief werd genomen, noch door de Pool noch door zijn club (Anderlecht).

De rechtspraak in de zaak Lozano en Criquielion hangt blijkbaar nog steeds als een donkere wolk boven het hoofd van de door agressie getroffen sporter, want wie ten onrechte een procedure aanspant moet naast de al geleden schade ook nog eens het gerechtsgelag betalen. In het geval van de onfortuinlijke Criquielion was de rekening wel zeer hoog: de Belgische kampioen verloor niet enkel de wereldtrui maar geraakte ook lichamelijk gewond en moest ten slotte alle proceskosten betalen en bedroegen zo’n slordige 400.000 Bef. Als het procedurele initiatief tot vervolging ambtshalve van de procureur des Konings zou komen – wat in Groot-Brittannië vaak gebeurt – zou dit kansspelaspect voor het slachtoffer zich niet stellen.

Sportbeleid en vervolgingsbeleid, een huwelijk dat nog niet voor morgen lijkt.

Walter Van Steenbrugge

VAN STEENBRUGGE, W., Slachtoffer van sportagressie: Gevaar niet enkel op het veld maar ook op de rechtbank?, TSP 2010, afl. 2, 8-13.